Opstellingen


Opstellingen bij jeugd: een vloek of een zegen. Ik zag ze staan, van die kleine jongetjes, net 6 jaar bij de training van een naastgelegen voetbalclub. Bij elke stap werden ze gecorrigeerd door grote trainers. Nee, je moet daar staan! Nee ... je moet daar lopen en jij, jij moet achterin blijven. Hé daar klein jongetje, jij moet juist voorin blijven. 


De verveling en ellende straalde van de training af. Kinderen gingen zitten, liggen en elkaar openlijk lopen vervelen. En luisterde in het geheel niet. De trainers maar duwen en trekken en van voetbal was er geen sprake. Ik ben met plaatsvervangende schaamte verder gelopen.

Opstellingen als vloek. Kinderen van 5 en 6 in een keurslijf proberen te persen die totaal niet past. En niet alleen bij 5- en 6-jarigen. Ik zie het door het hele jeugdvoetbal heen. 

Met mijn achtergrond als volleybaltrainer weet ik ook dat je met opstellingen iets extra's kunt doen. Goede opstellingen en verdelingen in het veld leiden juist tot veel meer vrijheid voor de spelers. De vrijheid om goede dingen te laten zien.

Zo liet ik jeugdvolleybalteams zelf ontdekken dat als je de spelverdeler van achter uit het veld laat komen, je juist een extra aanvaller krijgt. Waardoor er meer mogelijkheden ontstaan. Vaak tot groot enthousiasme van de spelers. Dat vonden ze gaaf. Opstelling als een zegen.

Bij voetbal is het voor mij nog altijd zoeken wat er precies met opstellingen moet gebeuren. Ik ben alvast begonnen met dit:

Elke positie heeft bij ons een naam. Een eigen naam wel te verstaan, zie hiervoor mij column Pupillentaal.


Elke positie heeft drie kenmerken die gevraagd worden bij de positie.

Voorbeeld:
Van de de MidMid verwachten we drie dingen:
  1. Goede traptechniek. Hij moet het spel verplaatsen met goede dieptepasses.
  2. Als de tegenstander sterk is, wordt hij meer verdediger; als wij meer aan kunnen vallen wordt hij meer aanvaller. Daarvoor moet hij goed kunnen zien & nadenken over wanneer ben ik voorin en wanneer achterin. Dit heet bij ons de hersens van het team.
  3. Hij moet goed kunnen lopen om bovenstaande te kunnen doen.
Over de kenmerken hebben de spelers zelf over nagedacht en helpen verzinnen. Ze weten ook welke oefeningen binnen de training gekoppeld zijn aan welk kenmerk en positie.

Het wil niet zeggen dat iedereen op een vaste positie speelt. Integendeel. Maar door het lijstje van drie kenmerken krijgen ze wel gevoel voor de kwaliteiten die op verschillende plaatsen op het veld nodig zijn.

Zodat zij daarop kunnen oefenen en uiteindelijk beter in bepaalde dingen te kunnen worden. Want daar gaat het wat mij betreft om: opstellingen om uit te kunnen blinken.

Reacties

Berichten

Wisselen

"Wees slimmer"

Winnen

Voetbaljeukwoorden

Pupillentaal

Elf tips om kampioen te worden

Een RKC-tje